Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2001

Datum uitspraak1996-04-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers31282
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 mei 1995 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-11-BB een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 1 april 1993 tot en met 30 april 1993, ten bedrage van ƒ 102,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 102,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen dat besluit in beroep gekomen bij het Hof, dat dit besluit heeft bevestigd. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. 3. Beoordeling van het middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 3 april 1996 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.